25 november 1984

Bron: www.afca.nl

Met grote ogen keek ik naar de kaartjes die mijn oom –al jarenlang fanatiek Ajacied- op tafel legde. Zijn vraag of ik –schoolgaand jochie- met hem meewilde naar de uitwedstrijd van Ajax tegen 010 de zondag daarop, kwam nog nauwelijks bij me binnen. Ik was sprakeloos. De dagen erna telde ik af, ik kon niet wachten om Ajax te zien winnen in de stad waarop mijn oom al zo vaak had lopen schelden. Een stad zonder sfeer, bewoond door een humorloos, lelijk en gefrustreerd volkje, zo wist hij mij te melden.

De rest van de week verliep tergend langzaam, maar uiteindelijk was de dag daar. In een Opel -oh god, de ironie – reden we richting 010, een Ajax mini-shirtje (TDK!) tegen de achterruit geplakt. Hoe dichterbij we kwamen, hoe meer ik mijn oom gelijk moest geven. Ik had in mijn jonge bestaan nog nooit zo’n naargeestige, smerige plek gezien. Ik kon maar niet begrijpen dat er mensen bestonden die daar wilden wonen, of die voor een club uit zo’n stad wilden juichen. Voor het eerst in mijn leven voelde ik een diep gevoel van weerzin. Wat een kutstad, wat een kloteclub. Daar kan en mag Ajax gewoon niet van verliezen.

……

Lees het volledige artikel op http://www.afca.nl/25-november-1984/